Elke ouder is ooit zelf kind geweest. Uit onze jeugd nemen we bagage mee die we wegstoppen in onze innerlijke rommelkast. Hiranthi houdt een pleidooi om die kast eens flink op te ruimen.
Dit artikel verscheen eerder op Liefdevol Opgroeien.
Wanneer we als klein kind niet leren welk gevoel bij welke emotie hoort, en we daarnaast ook geen hulp krijgen in het reguleren van die emotie, leren we niet hoe we met onze gevoelens moeten omgaan. Door onmacht of onwetendheid worden gevoelens vaak onderdrukt, weggestopt. Als dingetjes in een rommelkast.
De vraag is: zetten we het in een van de kamers neer (verwerken) of zetten we het in de rommelkast (wegstoppen)?
Deze rommelkast krijgen we van onze ouders. Bij onze geboorte is de kast nagenoeg leeg. In het geval van zeer traumatische ervaringen van onze ouders of grootouders kan het zijn dat er al wel wat prulletjes liggen, de zogenaamde epigenetica. Maar het grootste deel wordt bepaald in de jaren daarna. Door naar onze ouders te kijken en ook te letten op de boodschappen die we van ze krijgen (‘Huilen is nergens voor nodig’, of: ‘Stel je toch niet zo aan!’), leren we hoe we met onze spullen om moeten gaan. De vraag is: zetten we het in een van de kamers neer (verwerken) of zetten we het in de rommelkast (wegstoppen)?
Explosies
Hoe vaker we situaties tegenkomen waarin we spullen in de rommelkast moeten leggen, hoe voller de rommelkast wordt. Na verloop van tijd kan de deur alleen nog op een kier, omdat anders de spullen in de kast te veel verschuiven en de deur opengeduwd wordt. Gauw naar binnen gooien en de deur weer dicht. Met op een gegeven moment een volle kast als resultaat. Zelfs het kleinste prulletje kan er dan voor zorgen dat de kast explodeert.
Zelfs het kleinste prulletje kan er voor zorgen dat de kast explodeert.
In de periode dat je de spullen, die je hier en daar vindt, in de rommelkast stopt, zal je woning er ongetwijfeld piekfijn opgeruimd uitzien. Het geeft ook het gevoel dat het opgeruimd is en je alles goed op orde hebt. Tot het moment dat die rommelkast zo volgestopt zit, dat de deur aan de kant wordt gegooid door alle spullen en de vloer bezaaid ligt met alles wat was weggestopt.
Het verstandigst is om op dat punt hulp in te roepen. Bij voorkeur van iemand die met je gaat zitten, helpt de spullen onder ogen te zien en je begeleidt in het opruimproces. Voor veel mensen voelt dat echter te beangstigend. Sommige spullen lagen al jaren weggestopt en de gevoelens die loskomen bij het zien van die spullen lijken te pijnlijk. Met als gevolg dat de kast gauw weer wordt volgestopt om het maar niet te sorteren. Zodra de kastdeur dan weer dichtvalt is er opluchting: de gang is weer leeg, ‘geen vuiltje meer aan de lucht.’ Een volgende ‘kastexplosie’ ligt echter op de loer. En die explosies zullen sneller en vaker komen.
Van generatie op generatie
De volle rommelkast is een last van de eigenaar, of deze zich daar echt van bewust is of niet. Het is echter ook een last van de mensen in de directe omgeving van die eigenaar, met name voor de kinderen. Die erven namelijk geen lege, maar een halfvolle of zelfs volle kast. Het ene kind lijkt van nature de eigen kast een beetje leger te kunnen maken, andere kinderen daarentegen lopen tegen hetzelfde aan als hun ouder(s)/opvoeder(s): ze hebben geen idee wat ze met de spullen aan moeten en stoppen alles ook maar in de kast. Hoe het hen werd voorgedaan, leven ze het na. Zo gaat de rommelkast met zijn inhoud van generatie op generatie.
Als ouder horen dat je je kind(eren) een volle rommelkast hebt meegegeven is niet leuk. Het is echter wel iets waar we als ouder/opvoeder rekening mee moeten houden. Ontkennen dat je iets met de rommelkast van je kinderen te maken hebt is geheel nutteloos. Het helpt niemand. Bewustwording daarentegen wel. Door je bewust te worden van je impact op je kinderen en de generaties erna kun je streven naar een betere manier van omgaan met je rommelkast.
“Heel lang heeft het taboe op het veroordelen van ouders voor wat zij hun kinderen aandoen mij verhinderd om de schuld van ouders duidelijk te zien en te formuleren. Maar bovenal was ik niet in staat om vragen te stellen over de dingen die mijn eigen ouders hebben gedaan, vanwege mijn levenslange angst voor het gevoel dat het herbeleven van vroeger zou oproepen: mijn afhankelijkheid van ouders die geen idee hadden wat een kind nodig heeft of wat hun verantwoordelijkheid was. Alles wat ze mij hebben aangedaan en wat ze nagelaten hebben te doen, ik vond er altijd talloze verklaringen voor, zodat ik de vraag vermeed: “Waarom heb je mij dat aangedaan? Waarom moeder, heb je mij niet beschermd, waarom verwaarloosde je mij, negeerde je wat ik zei? Waarom waren jouw versies van wie ik ben belangrijker dan de waarheid, waarom heb je nooit spijt betuigd, mijn ervaringen bevestigd? Waarom ga je mij de schuld en strafte je mij voor dingen waar jij zelf schuld aan had?” Dit waren allemaal vragen die ik mezelf als kind niet kon stellen. En later, als volwassene, wist ik de antwoorden wel, of ik dacht ze te weten. Ik zei tegen mezelf: mijn moeder heeft het moeilijk gehad als kind, ze heeft alles onderdrukt en haar eigen ouders geïdealiseerd; ze geloofde in het soort opvoeding waar iedereen destijds in geloofde. Ze wist niets van mijn leed, als gevolg van haar eigen jeugd kon ze zich onmogelijk inleven in de ziel van een kind en omdat de samenleving haar had bevestigd in haar idee dat je een kind tot een gehoorzame robot dient op te voeden, ten koste van zijn of haar ziel. Kunnen we het vrouwen kwalijk nemen die niet beter wisten? Tegenwoordig zeg ik dat we het ouders kwalijk mogen en zelfs moeten nemen, zodat we aan het licht kunnen brengen wat er met kinderen dag in, dag uit gebeurt en ook ongelukkige moeders de kans geven om zich bewust te worden van wat hen is aangedaan in hun jeugd. Want de angst om het onze ouders kwalijk te nemen versterkt de status quo: de onwetendheid en de overdracht van een vijandige houding ten aanzien van kinderen blijven hardnekkig bestaan. Deze gevaarlijke vicieuze cirkel moet gebroken worden. De schuldigen zijn juist de onwetende – en niet de goed geïnformeerde ouders.”
~ Alice Miller, Banished Knowledge – Facing Childhood Injuries (1990)
Geheime wand
Die geheime wand is er uit zelfbescherming. Op het moment zelf een cruciaal onderdeel voor de overleving, maar op de lange termijn kan de wand – zolang alles wat erachter zit niet alsnog verwerkt wordt – enorm destructief worden. Hoe vaker het gebeurt, hoe slechter de fundering. Hoe voller het achter die wand wordt, hoe groter de kans dat de rommelkast spontaan open springt. Het huis zelf zal op een gegeven moment ook onbetrouwbaar zijn, met alle gevolgen van dien.
Ons innerlijk huishouden
Mijn rommelkast heb ik geërfd van mijn ouders, zij hebben die van hun ouders en zij weer van hun ouders et cetera. Rommelkasten gaan generaties mee. Kleine of grote stappen richting echte verwerking zullen allemaal hun invloed hebben op de inhoud van jouw kast en daardoor ook die van de mensen om je heen. Wie weet hoe leeg de rommelkast van je achterkleinkinderen is, door jouw inzicht en verwerking nu. Het onvoorwaardelijke ouderschap en mijn inzichten en verwerking van eind 2013 hebben ervoor gezorgd dat mijn rommelkast voor een heel groot deel leeg is en ook niet snel weer gevuld zal worden.
Er is altijd ruimte om onszelf te verbeteren, om nog meer te genieten van het leven en onze kinderen. Perfectie is niet iets om naar te streven, echt geluk – met ons innerlijke huishouden zoveel mogelijk op orde – daarentegen wel.
Do the best you can until you know better. Once you know better, do better.
~ Maya Angelou
Dit is zo herkenbaar en een groot thema waar ik sinds Vos in mijn leven is gekomen ook erg mee bezig ben. Soms hoor ik mezelf dingen zeggen of zie ik mezelf dingen doen die helemaal niet bij mij passen.
Ik leer momenteel wat ik ook als ouder nodig heb, waar mijn grens ligt en die te respecteren zodat ik voor mezelf zorg en daarmee ook voorkom dat ik compleet overprikkelt raak. Maar ook zat ik even te huilen toen ik het stukje over de geheime wand las, want dat is precies waar ik met papa mee worstel: ik zie dat er meer is binnen in hem dan hij durf te uiten, dat hij een fort om zichzelf heen heeft gebouwd en de worsteling van binnen en buiten het fort leven begint zeer verwarrend voor hem te worden.
Met zijn 9 maanden heeft Vos al zo veel bij ons in beweging gezet waar ik heel dankbaar voor ben, maar de confrontatie van onze overvolle kasten is niet alleen heel bevrijdend. Ik wijs geen schuldigen aan, zie slechts in dat we allemaal mens zijn en hebben gehandeld naar onze vermogens op dat moment en ik voel veel compassie voor de mensen die ik stuk voor stuk veel items in mijn kast heb laten leggen. Maar dit proces is ook heel zwaar, want het opruimen van de kast betekent ook dat we alles nog een keer goed bekijken, daar heel veel bij voelen (waar misschien voor het eerst pas de ruimte voor wordt gegeven) en afscheid nemen. Wat geeft het een lucht wanneer je door al die puinzooi heen bent gegaan! Ik hoop dat papa en ik nog heel veel mogen genezen en leren <3
Wauw Gwendolyn.. Als ik je bericht zo lees, gaan jullie zeker nog heel veel genezen en leren.
Ontzettend bedankt voor je reactie, ik vind het hartverwarmend om te lezen <3