‘Waaah! Hij lijkt op oma!’. Mijn zus heeft mijn pasgeboren eerste kind in haar armen. Mijn nieuwbakken zoon is niet zo’n fan van vreemde mensen, of eigenlijk: iedereen die niet zijn vader of zijn moeder is. Hij zet een pruillip op, die bekende die mijn oma had en die ik heb.
Focus op verschillen
Met onzichtbare draadjes zijn we allemaal verbonden. Ons DNA vertelt ons dat we allemaal familie zijn. Als je weet dat we al bijna 60% DNA delen met een banaan en maar liefst 98,7% met de Bonobo-aap, dan begrijp je hoe klein de verschillen tussen mensen onderling eigenlijk zijn.
En toch zijn het vooral de verschillen waarop we focussen. Jantje is zus en Pietje is zo en daar leggen we dan veel nadruk op. We vinden het zelf ook belangrijk: onze identiteit is wie we zijn en wat we aan de buitenwereld willen tonen.
Waarom focussen we vooral op verschillen?
De wereld van onze kinderen
De Vlaamse psycholoog en psychoanalist Paul Verhaeghe schreef er een boek over, ‘Identiteit’. Verhaeghe zegt dat wie wij zijn in hoge mate afhangt van onze omgeving. Ja, we hebben wel wat aangeboren kwaliteiten, maar die worden vooral gevormd door de omgeving waarin we op de wereld komen. Een kwaliteit die niet getriggerd wordt door zijn omgeving, komt uiteindelijk niet helemaal uit de verf.
Maar wat is die omgeving dan? In welke wereld komen onze kinderen terecht? Het is in elk geval een wereld waar in ons land eten in overvloed is, waar geen dreiging van honger of oorlog is en waar het welvaartsniveau hoog is.
Op een eilandje
Toch is het ook een arme omgeving, zegt Verhaeghe. Het welvaartsniveau heeft gezorgd voor een verregaande individualisering. We zijn zo doordrongen geraakt van het idee dat we individuen zijn, dat de samenhang tussen mensen volledig verloren lijkt te gaan. We zijn eilandjes geworden, en de verschillen tussen arm en rijk worden langzaam groter.
Misschien is dat gevoel van op een eiland zitten nooit groter, dan wanneer je een kind krijgt. Moeders moeten zonder partner drie maanden lang op dat eiland zitten, met hun nieuwbakken baby, zonder steun en zonder support. En natuurlijk kan ze het consultatiebureau binnenlopen, maar die kunnen het gemis aan een sociale omgeving niet goed maken. Wat we missen is directe, liefdevolle en empathische zorg. De steun van mensen dagelijks om ons heen. De buurvrouw die wat soep brengt, je vader die even je kinderen uit school haalt.
Wat we missen is liefdevolle, empathische zorg
We zijn onze kinderen groot gaan brengen in geïsoleerde, mini-stammen. Het gezin. Dat is een riskant experiment, zegt socioloog Henk de Vos. Een experiment waar vervelende kanten aan zitten. Niet alleen denken we dat het gezin, de ouders, dat gebrek aan een sociale omgeving wel goed kunnen maken, we nemen het ouders zelfs kwalijk als het mis gaat. We zijn die eilandjes normaal gaan vinden, terwijl de eenzaamheid toeneemt.
Allemaal familie
Laatst was ik bij mijn tante. Ze maakte een opmerking waar ik heel erg om moest lachen. ‘Je bent net mijn vader!’ zei ik. Ze lachte. Ja, logisch toch, we zijn toch familie? En daarna liet ze me oude foto’s zien. ‘Wie is dat?’ vroeg ik. Het was mijn oom als tweejarige peuter. De foto was zeventig jaar oud, maar vanuit dat diepe verleden staarde mijn eigen kind me aan. Dezelfde ogen, dezelfde vorm gezicht, net een cherubijntje.
‘We zijn allemaal familie’. Als we dat beseffen, als we beseffen dat kinderen niet als individuen, maar als mensen met een enorme familie ter wereld komen, verbonden met elkaar door duizenden onzichtbare draadjes, dan doen die kleine verschillen er niet meer zoveel toe.