Op woensdagochtend, na een onrustige nacht waarin hij al enkele malen wakker werd en klaagde over pijn, besloot ik het grote kind (6) thuis te houden van school. ‘Ik heb buikpijn en ik voel me warm,’ zei hij. Zijn toiletgang gaf niet gelijk reden tot ongerustheid, maar hij zat overduidelijk niet lekker in zijn vel. Schoolziek? Toch een sluimerend buikgriepje? Ik kon er niet precies hoogte van krijgen.
’s Morgens vroeg lag hij nog slapjes op de bank, maar in de loop van de ochtend knapte hij zienderogen op. Er brak geen buikgriep door, maar een aanval van creativiteit waarin hij -het jongetje dat niet zo van knutselen hield- zomaar ineens vier waterverfschilderijen maakte. Hij speelde gezellig met zijn zusje, en aan het eind van de middag durfde ik hem zelfs mee te nemen naar de kerstboomverbranding. Het leek een buikpijn van voorbijgaande aard.
‘Hoe is het met je buik?’ vroeg ik hem ’s avonds bij het tandenpoetsen.
‘Wel iets beter,’ zei hij, ‘maar ik weet niet of ik morgen al naar school kan.”
En ineens ging er een lichtje bij me branden. Maandag was hij nog huppelend uit school gekomen om gelijk af te spreken met twee vriendjes, maar dinsdag had hij gezegd: ‘Ik had een beetje heimwee op school.’ Ik had hem geknuffeld en daarna leek alles weer goed. Maar kennelijk speelde dat nog steeds.
In bed kroop hij dicht tegen me aan. Ik kuste zijn voorhoofd.
‘Hoe is het op school, mannetje?’
‘Oh, leuk.
‘Wat is er leuk?’
‘Buitenspelen, en gym, en veilig leren lezen, en kiezen, en werken, en rekenen…’
‘Eigenlijk vind je alles op school dus wel leuk?’
‘Dat kun je wel zeggen ja.’
‘En toch weet je niet zeker of je morgen weer naar school kunt gaan.’
Hij zuchtte eens diep, terwijl hij erover nadacht. ‘Ik heb een beetje buikpijn,’ zei hij toen.
‘En dinsdag had je een beetje heimwee hè?’
Weer een diepe zucht. ‘Ik vind het heel leuk op school. Maar ik heb ook een beetje heimwee als ik er ben, ja.’
‘Zou het zo kunnen zijn dat je een beetje buikpijn hebt omdat je eigenlijk ook wel heel graag thuis wilt zijn?’
‘Misschien wel.’
Ik trok hem nog eens dicht tegen me aan. Wat een tegenstrijdige gevoelens! Zoiets is voor een volwassene al ingewikkeld, laat staan voor een zesjarige. Ik dacht er even over na.
‘Weet je wat je zou kunnen doen? Als je nou morgenochtend gewoon naar school gaat. Dan heb je gym, en dat vind je heel leuk. En dan kom ik je om twaalf uur ophalen voor de lunch. En als je daarna weer naar school wilt, dan breng ik je terug, maar als je liever thuis blijft, dan blijf je thuis. Zou je dat fijn vinden?’
Hij knuffelde me met alle kracht die hij in zijn magere zesjarige lijfje had. ‘Ja, dat vind ik goed.’ Niet veel later sliep hij.
Wat een tegenstrijdige gevoelens! Zoiets is voor een volwassene al ingewikkeld, laat staan voor een zesjarige.
De volgende ochtend herhaalden we samen het plan nog een keer. Daarna bracht ik hem naar de gymzaal.
Om twaalf uur kwam hij met een bleek gezicht en rode wangen de school uit. Ik ging naast hem op mijn hurken zitten.
‘Hey mannetje, heb je net buiten gespeeld?’
‘Ja,’ antwoordde hij, ‘ik ben best moe.’
‘Wat denk je? Wil je vanmiddag ook naar school, of blijf je liever thuis?’
‘Thuis’, zuchtte hij.
‘Nou kom mee, dan gaan we dat aan je juf vertellen.’
Hand in hand liepen we naar de juf.
‘Gisteren was mijn zoon thuis omdat hij buikpijn had,” zei ik, ‘En vandaag had hij nog steeds een beetje heimwee. Hij blijft vanmiddag dus liever thuis.’
De juf gaf hem een aai over zijn bol: ‘Je hebt zo na de kerstvakantie gewoon een beetje tijd nodig om weer aan het harde leven te wennen hè? Dat snap ik wel. Ik denk ook dat het verstandig is als jij vanmiddag lekker thuis blijft. Dan zie ik je morgen weer.’
Die middag speelden we met afstandbestuurbare auto’s en keken we tekenfilms. Mijn zoon ging zonder buikpijn naar bed. Hij had zijn schoolziekte op zijn eigen tempo kunnen uitzieken. Ik denk dat hij morgen weer helemaal beter is.
Dat noemen we hier scholera. En dat is helemaal niet erg voor zo nu en dan een keertje 😉