Een oma-loos bestaan was voor Annemiek als kind heel normaal. Pas nu ze haar eigen moeder als oma ziet, beseft ze wat ze mist.
Je zit op de grond, de vloer is bezaaid met knuffels, Duplo en ander speelgoed. Naast je zit mijn jongste dochter van anderhalf en samen bouwen jullie een toren van Kapla. Of dat wil zeggen: Jij bouwt en zij duwt ‘m omver. Keer na keer. Het is maar de vraag wie er harder lacht en geniet, zij of jij.
Ik weet dat je dit gaat lezen en dat je de tranen al bij de tweede alinea niet meer kunt bedwingen. We hoeven het ook niet groter te maken dan het is, want wat het is, is groot genoeg: Jij bent de oma die ik nooit gehad heb. Papa moest zijn moeder al als tiener voor altijd missen, en jouw moeder heeft mij als baby wel vastgehouden – ik was haar eerste kleinkind – maar die stomme kanker rukte haar uit ons leven voordat een bewuste herinnering zich in mijn geheugen kon nestelen.
Je komt elke donderdag oppassen en je bloeit op zodra je een voet over de drempel zet. Mijn oudste dochter gaat richting de negen, en in die negen jaar is de rol van oma als een steeds beter gemaakte jas gaan zitten. Voor onze drie dochters is het zo normaal dat ze niet één, maar zelfs twee oma’s hebben voor wie zij samen met andere kleinkinderen het centrum van het universum vormen. Die elke stap, elke mijlpaal, elke lach nog meer bejubelen dan wij zelf doen. We hebben regelmatig aan tafel gezeten, beide families bij elkaar en twee oma’s die niet uitgepraat of uitgepocht raakten. Zo ‘erg’, dat zelf wij bijna smeekten om een ander gespreksonderwerp.
Je zegt zelf dat je het nu anders had gedaan, was je de kans gegeven het opnieuw te doen met mijn broertje en ik. Minder poetsen, meer kleien.
De puinhoop in huis (dat je je af en toe ergert aan mijn zeer matige huishoudelijke vaardigheden is begrijpelijk en je dus vergeven) was vroeger bij ons ondenkbaar. ‘Oma netjes’ noemt mijn oudste dochter je, en het is inderdaad onwaarschijnlijk hoeveel je op die ene oppasdag ook nog in ons huis doet. Zat je vroeger ook met ons op een kleedje een toren te bouwen? Ik kan het me niet herinneren. Je zegt zelf vaak genoeg dat je het nu anders had gedaan, was je de kans gegeven het opnieuw te doen met mijn broertje en mij. Minder poetsen, meer kleien.
Maar weet je mama, je hebt die kans wel degelijk, alleen niet met je eigen kinderen, maar met die van ons. Een kans die je met beiden handen aangrijpt. Ik wéét dat dat niet altijd makkelijk is ingesleten gewoonten en ideeën over opvoeding veranderen op je 63ste. Als enige meisje in een katholiek gezin met drie broers kreeg je week in, maand uit, jaar in, decennium uit dezelfde boodschap: Wat jij wilt, is niet belangrijk. Over emoties werd niet gepraat, over behoeften al helemaal niet. Niet praten aan tafel, nooit ‘waarom’ vragen, je voegen naar wat er van je verwacht wordt.
Ik had me ook zo maar kunnen voorstellen dat je onze ‘manier’ van opvoeden maar niks had gevonden, al die vrijheid, al dat gepraat.
Wat mijn dochters mogen, vragen, zeggen, soms schreeuwen: Ik kan me zo goed voorstellen dat je wel eens ineenkrimpt bij de gedachte wat er gebeurd was als jij je zo bij je eigen ouders gedragen had. Ik had me ook zo maar kunnen voorstellen dat je onze manier van opvoeden maar niks had gevonden, al die vrijheid, al dat gepraat. Maar in plaats daarvan kijk en luister je, leer je. Doe je. Neem je mijn kleine meid bij je in bed als ze ’s nachts wakker wordt tijdens een logeerpartij, heb je soms verbazingwekkend volwassen gesprekken met je oudste kleindochter over dromen en wensen voor de toekomst, vind je het prima als onze middelste friemelaar van 6 zich op je schoot nestelt en je oorbellen in- en uitdoet. Geduldig, liefdevol, onvoorwaardelijk.
Over een jaar of tig hoop ik zelf de baby van mijn baby in mijn armen te houden. Ik weet al precies wat voor oma ik wil zijn.