Hoewel het soms lijkt alsof ze maar wat doet, heeft Anita wel degelijk nagedacht over hoe ze haar kinderen opvoedt. Natuurlijk, of onvoorwaardelijk, of welk labeltje er ook opplakt. En soms, héél soms, gaan alle principes over boord omdat iets anders nu eenmaal beter werkt.
Heel vaak lijkt het alsof ik maar zo iets doe met de kinderen. Alsof ik ze tussen neus en lippen een beetje fladderig opvoed. Ik ben namelijk niet streng, consequent of positief, maar ook niet geweldloos of democratisch. Als moeder ben ik een soort kruising tussen Pippi Langkous, Ma Flodder en Kapitein Haddock.
Toch komt mijn opvoedstrategie niet helemaal uit de lucht vallen. Ik heb wel degelijk nagedacht over wat ik belangrijk vind in de relatie met mijn kinderen en over hoe ik het wil doen. De twee belangrijkste ideeën waarop ik mijn handelen baseer zijn attachment parenting (in het Nederlands vaak vertaald als ‘natuurlijk ouderschap’, maar dat vind ik een minder geslaagde term) en unconditional parenting (onvoorwaardelijk ouderschap). Heel kort gezegd: Ik voel niet de behoefte mijn kind te trainen zich op een bepaalde manier te gedragen. Ik wil in de eerste plaats tegemoet komen aan de natuurlijke behoeften van mijn kind, zodat zij zich veilig voelt, en daarnaast wil mijn kind graag begeleiden naar een zelfstandig leven waarin zij haar eigen beslissingen kan nemen, gebaseerd op haar eigen overtuigingen. Ik laat in mijn contact met de kinderen (en anderen) zien wat ik belangrijk vind in het leven (empathie, zelfvertrouwen, overleg, samenwerking) en ik zie dat mijn kinderen binnen de grenzen van hun mogelijkheden mijn voorbeeld proberen te volgen. De mens is een sociaal dier, dus het is op zich best wel logisch dat kinderen het voorbeeld van hun ouders volgen.
Voorleven
Mocht het nou effe misgaan (“Lieve peuter, ik snap dat je boos bent, maar slaan is niet oké.”) dan straf ik mijn kinderen niet voor het ongewenste gedrag, maar laat ik ze zien hoe ze zo’n situatie een volgende keer anders kunnen aanpakken. Hier geen stickers voor leeggegeten bordjes en opgeruimd speelgoed, geen time-out op de gang voor het afpakken van de iPad van broer-lief. Ik hoef mijn kinderen niet af te richten zich op een bepaalde manier te gedragen. Ze leren het vanzelf. Daarbij, ik geloof dat sociaal gedrag dat gebaseerd is op de eigen overtuiging sterker is dan sociaal gedrag dat afgedwongen wordt door beloningen en straf.
De mens is een sociaal dier, dus het is op zich best wel logisch dat kinderen het voorbeeld van hun ouders volgen.
(Effe tussendoor: ik wilde een grappig stuk schrijven, maar dat lukt niet zo goed vandaag. Het wordt een zo maar een soort-van-serieuze verhandeling over opvoeden. Ik laat je zien hoe ik het doe. Daarmee is niet gezegd dat ik jou, je gezin, je kinderen en je opvoeding veroordeel omdat jij het anders doet hè. Dit werkt voor mij, omdat het past bij mijn overtuigingen, mijn visie, mijn persoonlijkheid. Jij doet misschien ongeveer hetzelfde, misschien iets totaal anders. Dat is allemaal oké. Echt. Vrede!)
Ik voed mijn kinderen op een non-behavioristische manier op. Dus. Als de peuter geen honger heeft, dan eet ze toch niet? Als ik geen honger heb, wil ik ook niet graag gedwongen worden toch vijf happen te nemen. Als het grote kind moeite heeft om op tijd zijn schoenen aan te trekken voor school, dan verzinnen we samen een strategie. Van straf wordt hij namelijk niet ineens supersnel of minder dromerig.
Ze kan het. Ze kan het, maar ze doet het niet. Argh!
Een beetje extrinsieke motivatie. Af en toe.
En als de peuter alles in huis heeft om zindelijk te zijn: ze voelt haar plas en poep aankomen, ze kan het ophouden, ze weet de weg naar de wc en ze is mondig genoeg om om hulp te vragen. Als ze het kan, maar ze doet het niet. Als je probeert uit te vogelen waarom, maar je stuit op een betonnen muur van dwarse eigenwijsheid. Als het feilloos gaat wanneer ze in haar blote kont loopt, terwijl ze stelselmatig alles laat lopen zodra ze een onderbroek aan heeft. En je ziet de bui al hangen: over twee weken mag ze beginnen op de basisschool, maar alleen als ze geen luier meer draagt. Ze kan het. Ze kan het, maar ze doet het niet. Argh!
Tja, dan zijn principes hartstikke mooi en nobel, maar dan moet je je er maar gewoon bij neerleggen dat dit specifieke kind in dit specifieke geval misschien wel een beetje extrinsieke motivatie nodig heeft.
“We gaan een wc-kaart maken, liefje.”
“Teken je er een wc op, mama?”
Ik tekende een wc en 42 vakjes. De peuter zocht in de winkel de allermooiste stickers uit die ze kon vinden: glitterige edelsteenbloemen. En iedere keer als ze op de wc geplast heeft, mag ze een glitterige edelsteenbloem op de wc-kaart plakken. Niet om te sparen voor een mooie beloning, maar gewoon, omdat het fijn is om glitterige edelsteenbloemen op de wc-kaart te plakken. Of op haar T-shirt, of op haar gezicht; ik ben daar reuze flexibel in.
“En dan ben ik een groooooooot meisje!”
“Een groot meisje dat zelf op de wc kan plassen. Een groot meisje dat al bijna naar de grote school kan.”
“En ik ben Spiderman!”
“Dat ook.”
Dit klinkt allemaal heel kindvriendelijk en mooi, wat zou het fijn zijn wanneer er een tv zender zou zijn die een reportage zou wijden aan deze manier als tegenwicht voor de ” nannyfilms… daar word ik nl niet blij van, maar ik zou graag een dagje meekijken bij dit gezin!