Nederland kent sinds vrijdag 15 april de eerste hoogleraar vaderschap ter wereld, Renske Keizer. Om vaders meer ruimte te geven moeten moeders van hun voetstuk af, zegt ze. Maar is die zogenaamde ‘poortwachtersfunctie’ van moeders nu echt zo belangrijk? vraagt Dylan van Rijsbergen zich af.
Sinds kort hebben we in Nederland een heuse hoogleraar vaderschap, de eerste ter wereld. Ze heet Renske Keizer en vrijdag 15 april hield ze haar oratie ‘Waar staat papa? Over grenzen denken’. Het is een interessante en vernieuwende invalshoek: De unieke invloed van vaders op opgroeiende kinderen. Veel onderzoek naar de invloed van ouders op pedagogisch en ontwikkelingspsychologisch onderzoek gaat immers uit van de moeder als opvoeder. Het is ook een teken des tijds dat de vader in de rol van opvoeder steeds meer belicht wordt. Hoewel de ontwikkeling zich vooralsnog beperkt tot een hoogopgeleide, witte groep, is het aantal vaders dat een zogenaamde ‘papadag’ opneemt en meer tijd besteedt aan zorg groeiende. Hoe moeten we deze nieuwe leerstoel plaatsen en wat valt er verder van te verwachten?
Opgroeien zonder vader
Onderzoek naar vaderschap en de rol van vaders is niet nieuw. In de Verenigde Staten is hier sinds de jaren zeventig veel over geschreven. Vooral als gevolg van de echtscheidingsepidemie sinds die jaren zijn de ‘fatherless families’ een punt van voortdurende zorg en aandacht. De sociaal-conservatief David Blankenhorn beweerde in een invloedrijk boek dat kinderen zonder vader iets wezenlijks zouden missen, en dat deze vaderloosheid allerlei maatschappelijke problemen veroorzaakte. Andere onderzoekers bracht hiertegen in dat de inkomensval die moeders doormaakten een negatiever effect had op de ontwikkeling van kinderen dan de afwezigheid van een vaderfiguur in het gezin. Het is niet verwonderlijk dat de nieuwe leerstoel bij de UvA is ingesteld door het zogenaamde Vader Kennis Centrum (VKC), een organisatie die in 1987 is opgericht onder de naam ‘werkgroep Kind en Omgangsrecht’; juist voor mannen die hun kind niet of weinig zien (en daar onder lijden) is het belangrijk om vaderschap op de kaart te zetten als iets unieks, noodzakelijk voor een gezonde ontwikkeling van een kind.
Wanneer mannen in contact komen met zorg voor kinderen, en de hele andere eisen die die zorg aan een mens stelt dan het werkende leven, dan geeft hen dat een andere perspectief op het leven.
In Nederland heeft in de jaren negentig de psycholoog Vincent Duindam veel onderzoek gedaan naar en gepubliceerd over vaderschap. Duindam heeft één van de eerste lichtingen vaders onderzocht die het aantal werkuren terugschroefden om te kunnen zorgen voor hun kinderen. Het onderzoek van Duindam richtte zich minder op de unieke rol van de vader in de opvoeding en meer op de zorgende vaders zélf. Hoe verhouden zorgende mannen zich tot hun (betaalde) werk? Wat is de invloed van het zorgen op hun besef van mannelijkheid? Tegen welke problemen lopen ze aan? Wat is de invloed van het arbeidsethos? Wat mij aanspreekt in zijn werk is een activistische instelling: Hij was bijvoorbeeld de persoon die destijds – vanuit zijn onderzoek – het begrip ‘onthaasting’ gemunt heeft, en hij zag dat begrip ook als een cultuurkritiek op onze gestreste, vooral op (over-)werk gerichte maatschappij. Wanneer mannen geconfronteerd worden met de zorg voor hun kinderen, en de hele andere eisen die die zorg aan een mens stelt dan het werkende leven, dan verleent die ervaring hen een andere perspectief op het leven. En die veranderde invalshoek is een noodzakelijk tegenwicht in een tijd van prestatiedruk, flexibilisering en rendementsdenken.
De moeder als ‘poortwachter’?
Terug naar Renske Keizer, die in een aantal interviews vertelt over haar onderzoek naar vaderschap. Veel nadruk legt ze op de Nederlandse ‘moederschapsideologie’ en de zogenaamde poortwachtersfunctie van moeders. In Nederland bestaat de overtuiging dat in een gezin de moeder altijd de primaire opvoeder is en de vader een secundaire rol vervult, en vrouwen houden die functie ook als ‘poortwachter’ in stand. Ze is kritisch over een begrip als ‘papadag’ (dat begrijp ik: Over ‘mamadag’ hebben we het immers zelden, dat is blijkbaar elke andere dag). Ook vindt ze het problematisch dat op scholen veelal gevraagd wordt naar ‘overblijfmoeders’ in plaats van naar overblijfouders. Door al die functies te reserveren voor de moeder blijft de vader buitengesloten, blijft tweede rang. Volgens Keizer moet de moeder dan ook van haar ‘voetstuk’ af.
Het is nogal eenzijdig om zo de nadruk te leggen op het Nederlandse moederbolwerk, aangezien de grootste uitdaging hem eerder zit in het slopen van een mannenbolwerk.
Laat ik zeggen dat ik het grotendeels met dat uitgangspunt eens ben en dat ik niet ontken dat er vrouwen zijn die hun zorgdomein bewaken en die huiverig zijn voor mannen die grote delen van de opvoeding op zich willen nemen. Aan de andere kant merk ik ook dat veel vaders als ze dan al wat doen, bijvoorbeeld in oudercommissies op scholen, juist met open armen worden ontvangen en dat de meeste moeders er alleen maar blij mee zijn. Er zit kennelijk ook iets in de man om dat soort werk minder belangrijk te vinden, het graag aan zijn vrouw over te laten of zijn betaalde werk belangrijker te vinden. Het treft me als nogal eenzijdig om zo de nadruk te leggen op het Nederlandse moederbolwerk, aangezien de grootste uitdaging hem eerder zit in slopen van een mannenbolwerk, dat zo verweven is met de prestatiecultuur en de wijze waarop we onze economie hebben georganiseerd.
Zorgwerk als subsidie
Voor mij waren de theorieën van socialistisch feministen uit de jaren zeventig als Silvia Federici en Anja Meulenbelt een enorme eye opener. Daarin legden zij de nadruk op de wijze waarop het traditionele werk van vrouwen, zorg en huishouden, in onze cultuur permanent laag gewaardeerd wordt. Juist die zorg en dat huishouden maakt immers dat de economie draait, dat er nieuwe kinderen geboren worden en opgroeien, dat mensen elke dag weer naar hun werk kunnen gaan. Bedrijven hebben dus enorm veel te danken aan dat ‘vrouwelijke’ werk, zonder dat werk zouden ze niet kunnen blijven functioneren. Maar in het politieke debat is dat werk juist onzichtbaar, er wordt domweg aangenomen dat het gebeurt, het is ‘gratis’. Anders geformuleerd: Prachtig, dat ‘voetstuk’ waarop moeders geplaatst worden, maar wat schuift dat eigenlijk? De feministen uit de jaren zeventig voegden de daad bij het woord en eisten ‘wages for housework’, een eerlijk loon voor het werk dat ze deden. Dat hebben ze nooit gekregen, dus tot op heden zou je veel zorgwerk kunnen beschouwen als een gratis subsidie, in natura, aan mannen, aan het bedrijfsleven en aan de samenleving als geheel. Gek genoeg wordt die redenering in het publieke debat vaak omgedraaid, waarbij toeslagen voor bijvoorbeeld kinderopvang worden geframed als een subsidie van de samenleving aan ouders, in plaats van andersom.
Prachtig, dat ‘voetstuk’ waarop moeders geplaatst worden, maar wat schuift dat eigenlijk?
Bij al die nadruk op moederschapsideologie en poortwachtersfunctie zou je welhaast denken dat de moeders hier het probleem zijn, terwijl die problematiek veel dieper ligt en zelfs op politiek niveau dient te worden gezocht. Gelukkig heeft Keizer daar ook een mening over. Zij stelt terecht dat de voorzieningen rond vaderschapsverlof in Nederland in internationaal opzicht onder de maat zijn, terwijl dat soort voorzieningen juist noodzakelijk zijn om vaders meer betrokken te krijgen bij de opvoeding. Zo vertelt ze in een interview over Denemarken, waar het betaalde vaderschapsverlof door een rechtse regering werd afgeschaft. Dat leidde onmiddellijk tot een afname van participatie van mannen in de opvoeding. Een cultuurverandering is onvoldoende, wil je duurzaam man-vrouwrollen in de samenleving doorbreken dan heb je een politieke aanpak nodig. Omdat publieke voorzieningen er blijkbaar toe doen, stelt Keizer voor om internationaal vergelijkend onderzoek te doen, en dat juich ik toe. Het is belangrijk om in deze tijd, waarin de term ‘participatiesamenleving’ door het kabinet gebruikt wordt om bezuinigingen door te drukken, te beseffen dat zonder stevige collectief ingrijpen elke vorm van met de mond beleden emancipatie slechts over de ruggen van vrouwen en kwetsbare groepen zal plaatsvinden.
Keizer spreekt eerder over het taboe voor moeders om voltijds te werken, dan over de problematisering van betaald werk – en de wijze waarop dat werk de samenleving als geheel in zijn greep heeft.
Kortere werkweek
Wat ik zelden zie in dit soort discussies over mannen in een meer zorgende rol, is het politieke middel van een verkorting van de werkweek. Het lijkt in deze neoliberale tijden een enorm taboe om daarover te spreken, maar het is niet voor niets dat in Frankrijk het hele land in rep en roer is door de zoveelste aanval van een regime op de lengte van de werkweek. Een verkorting van een werkweek naar 32-uur, of zelfs naar 21-uur zoals de Britse New Economics Foundation heeft voorgesteld, zou één van de beste middelen zijn om mannen meer te laten zorgen. Maar ook Keizer spreekt eerder over het taboe voor moeders om voltijds te werken, dan over de problematisering van betaald werk – en de wijze waarop dat werk de samenleving als geheel in zijn greep heeft. Zelfs het veelgeroemde Scandinavische systeem gaat immers uit van goede regelingen op het gebied van vaderschaps- en ouderschapsverlof, maar streeft er wel naar om vader- en moeder op den duur weer voltijds aan het werk te krijgen, met de kinderen voltijds naar de (goedkope) opvang. Is dat waar we nu uiteindelijk naartoe willen? Is dat het beste voor kinderen?
Met de hernieuwde aandacht voor de rol van vaders in de opvoeding, hoop ik dat de cultuurkritische vragen van Vincent Duindam destijds ook weer onder de aandacht komen. Uit zijn onderzoek onder participerende vaders kwam naar voren hoe zorg hun levens verrijkt had. Hoe het hen ‘onthaast’ had. Hoe dat leidde tot een betere relatie met hun kinderen en een betere relatie met hun partners. En dat leidde weer tot een beter gezinsklimaat. En aangezien er geen betere voorspeller is voor een gezonde ontwikkeling van kinderen dan een fijne sfeer thuis, pleitte hij voor een herwaardering van zorg. Hij vroeg zich af: ‘Onder welke (politieke, sociaal-economische, culturele) voorwaarden mensen ‘zorgeloos kunnen zorgen’? Wat moet er dan veranderen?’ Dat is een vraag die we als samenleving moeten zien te beantwoorden.
Goed stuk! Stevige conclusies, maar dat mag ook wel eens rond dit thema. En ook goed dat je wijst op de framing van de bijdrage van ouders, zoals in de kinderopvangtoeslag.
Fijn dit tegengeluid. Te vaak worden vrouwen en mannen tegen elkaar uitgespeeld en nergens is dat schadelijker dan in het gezin waar ze elkaar hard nodig hebben. Ik spreek uit ervaring met een rondrennende dreumes en een baby op komst! Ook typisch voor onze tijd om oplossingen voor problemen in eerste instantie in de privesfeer te zoeken en niet in een breder sociaal maatschappelijk te plaatsen onder het mom van de ‘ participatiemaatschappij’. Ouders gaan allemaal op zoek naar eigen oplossingen voor de werkzorgcombinatie en als zij daarin vastlopen ervaren zij dat als hun eigen falen of erger nog als uitsluitend de schuld van hun partner. Ik zie bij familie en vrienden om mij heen hoeveel stress en vijandigheid er rondom de verdeling van zorg kan heersen en welke impact dit heeft op hun relaties en het welzijn van de kinderen. Dus chapeau voor deze analyse, ik voel mij er erg door gesterkt!
Het zorgmonopolie van de moeder is voor mij het duidelijkst te merken geweest tijdens de scheiding. Het is heel erg afhankelijk van de opstelling van de moeder tijdens een scheiding in hoeverre een vader ruimte krijgt om zijn zorgtaken voort te zetten.
Grootste probleem is mijns inziens de juridisereing van het scheidingsprobleem. Uiteraard is het herverdelen van de boedel vaak een lastige kwestie. Maar ten aanzien van de omgang zou je dit zo snel mogelijk uit de klauwen van rechters en advocaten moeten trekken.
Bijvoorbeeld door onmiddelijk met een standaard omgangsregeling te komen voor die ouders het wellicht misschien niet meer zo goed met elkaar kunnen vinden maar wel in staat zijn om goed voor de kinderen te zorgen. Dat zou een enorme hoeveelheid emotie uit het scheidingsproces kunnen halen, beter voor kind en ouder.
Ja dus, meer emancipatie voor vader en moeder. Moeders meteen gelijk betalen als vaders en graag ook meteen het familierecht dusdanig aanpakken dat er over de omgang bij scheiding geen procedures meer nodig zijn.
Fijn dat hier de zorg meer naar maatschappelijk kader wordt gebracht. Maar 1heel belangrijk punt wordt m.i. Over het hoofd gezien: Het belang van het opgroeiende kind. Nergens lees ik iets vanuit de invalshoek van het kind. Het gaat om ouders, om strijd, om (het nalaten van) inzichten in de maatschappij…. maar waar gaat het om de behoeften in het NU van het opgroeiende individuele jonge kind?