Mijn peuter zegt geen dankjewel tegen de marktkoopvrouw. Tegen mij zegt ze ‘Tanku mama!’ als ze wat lekkers krijgt. ‘Tanku!’ als ik haar een glas water inschenk. Ze zegt het zelfs als ze een natte sok krijgt die ze op het lijntje mag hangen. Maar tegen vreemden blijven haar lippen op elkaar. En dat is oké.
Wat zeg je dan?
Mijn peuter en ik stonden op de markt te wachten op een stukje mango. Dat werd uitgedeeld om te proeven, en voor ons stond een kereltje dat ook wel een stukje lustte. Hij kreeg het vooralsnog niet, zijn moeder vond dat hij eerst ‘dankjewel’ moest zeggen. ‘Wat zeg je dan?’. Het jongetje van nauwelijks twee jaar keek vertwijfeld van zijn moeder naar de mango, terwijl zijn moeder hem steeds boziger aanspoorde om ‘beleefd’ te antwoorden. Uiteindelijk besefte hij wat er van hem verwacht werd, zei ‘dawel’, nam zijn mango en vertrok opgelucht.
Niemand wil die ouder zijn die tekort schiet
Ik snap die moeder wel. Al te vaak hoor ik mensen mopperen over ‘de jeugd van tegenwoordig’ en de wegkwijnende omgangsvormen. Ik zie topics voorbij komen op Facebook; digitaal mopperen dat mensen hun kinderen geen beleefdheid meer bijbrengen. Niemand wil die ouder zijn die tekort schiet, die zijn/haar kinderen niet leert ‘hoe het hoort’. En dus duiken we op de kleine hummeltjes met aansporingen als ‘Wat zeg je dan?’. De intenties zijn goed, het effect is echter minder.
Goed voorbeeld doet goed volgen
In veel culturen leren kinderen beleefdheidsvormen door deze af te kijken bij anderen. Op bepaald moment gaan kinderen dit zelf oefenen; eerst bij een vertrouwd iemand, in een veilige situatie. ‘Tanku mama!’. En later vanzelf ook bij opa, de buurvrouw, en ook heus ooit de marktkoopvrouw. Ouders en omstanders voelen zich niet geroepen om een kind te corrigeren, want zij vertrouwen er op dat een kind vanzelf de verwachte beleefdheden zal oppikken. En raad eens: dat gebeurt ook. Kinderen willen het leren, ze kijken het af, en spelen marktkoopvrouw-deelt-mango-uit na als ze thuis zijn, inclusief ‘Tanku!’.
Om me heen zie ik vaak het tegenovergestelde gebeuren: ouders zijn bijna paniekerig, als zij er niet bovenop zitten, zal hun kind nooit beleefdheidsvormen leren. Of leren delen, of welk ander sociaal gedrag ook.
Wat doet deze houding met een kind? Vooral kinderen die wat gevoeliger, verlegen, of introvert zijn, kunnen slechter over zichzelf gaan denken. Zij zullen er immers vaak wat langer over doen om sociaal gedrag over te nemen omdat ze het spannend vinden. Een kind neemt veelal het beeld over zichzelf over van zijn omgeving. De angst dat een kind een onbeschofte vlerk zal worden als je niet ‘corrigeert’, en weinig vertrouwen tonen in de sociale vaardigheden van je kind, levert vaak precies dat op: een kind dat zichzelf ziet als iemand voor wie ‘dankjewel’ zeggen niet vanzelf gaat. De angst van de ouders slaat als het ware over op het kind.
Geloof in een kind, en ze zal geloven in zichzelf
Sociaal gedrag kan zelfs gekoppeld worden aan gevoelens van schaamte, want elke keer dat je te horen krijgt dat je je niet goed gedraagt, ga je je een beetje minder goed voelen over jezelf. Zeker een jong kind kan geen onderscheid maken tussen kritiek op wat hij doet, en kritiek op wie hij is. Je zegt in feite: het is erg dat je nog niet durft, en ik denk niet dat je straks uit jezelf wél durft. Nee, het gaat niet gigantisch mis door een keertje zeggen: ‘Wat zeg je dan?’. Maar hoe meer en hoe vaker er druk wordt uitgeoefend, hoe groter het effect. Beleefdheid is zo niet iets prettigs, het is een ‘moetje’. Waardoor het kan blijven voelen als een te kleine jas, ongemakkelijk en strak.
Goed genoeg
De angst dat kinderen tegenwoordig massaal opgroeien tot onbeschofte volwassenen is nergens op gebaseerd, behalve op angst. Alfie Kohn schreef een compleet boek over, The Myth of the Spoiled Child. Kinderen worden niet steeds losser gelaten, integendeel: zij worden juist veel op hun nek gezeten door angstige volwassenen die is aangepraat dat hun kind in wezen niet ‘goed genoeg’ is. Wat betekent het woord ‘corrigeren’? Juist, de fouten eruit halen.
Maar wat nu als we er gewoon eens op vertrouwen dat een kind goed is zoals hij is? Dat een kind nog dingen te leren heeft, maar de diepe wens heeft om in te passen in de sociale omgeving. Met een diepe drive om dingen bij te leren, om af te kijken van volwassenen wat er nodig is om volwassen te worden. Geloof in een kind, en ze zal geloven in zichzelf.
‘Tanku mama’ is meer dan genoeg. Ik bedank de marktkoopvrouw wel.
Wat een fijn artikel Linda. Ik geloof dat je helemaal gelijk hebt maar die soms tergende, dwingende blikken van anderen maken het niet altijd gemakkelijk. Je stuk sterkt mij weer, tanku!!
Ik kijk even naar mijn 3 jaar oude zoon en terug naar de marktkoopvrouw en bedank dan namens hem… Ik weet gewoon dat hij goed wil doen én wil leren. Juist die veiligheid is de basis om te kunnen leren.
Interessant artikel. Ik kwam hierop na een Google-actie op ‘dankjewel zeggen peuter’. Sinds zijn tweede probeer ik er een gewoonte van te maken om steeds dankjewel te zeggen wanneer hij iets krijgt. in het begin zei ik dan ‘dankje…’ En maakte hij het lachend af met ‘wel!’ En later vroeg ik hem om het bekende ‘wat zeg je dan?’. Nu wacht ik tot hij het zelf zegt, en zo niet dan fluister ik hem nog wel eens in z’n oortje ‘ wat zeg je dan’. Zo ervaart hij het hopelijk niet als ‘druk of een moetje’, meer een herinnering. Aan zijn reactie te zien (vaak lachend en met een ‘oh ja vergeten’- blik) vindt hij het niet erg in ieder geval. Vandaag werd hij dus 3 en kreeg hij bergen cadeau’s. Omdat ik neefjes en nichtjes heb die cadeau’s ontvangen zoals ik niet wil dat mijn zoon dat later gaat doen (bij aankomst op het cadeau wachten, het haast uit je handen gritsen, snel openscheuren, en zonder een woord, knikje, of oogcontact wegrennen naar iets anders) vind ik het belangrijk om hem wel actief te stimuleren of te herinneren aan het bedanken. Vandaag vroeg ik hem tijdens het feestje af en toe van wie hij wat had gekregen en dan vroeg ik of hij ook al ‘dankjewel’ had gezegd. Vervolgens rende hij naar de desbetreffende persoon en riep: ‘dankjewel voor ….!’
Ik vraag me af of ik met deze manier van stimuleren hem ook het gevoel geef ‘geen vertrouwen in hem te hebben’ of dat hij ‘niet goed genoeg is’. Ik zeg het niet op een strenge toon, meer op een speelse ‘oh bijna vergeten’-toon. M’n zoon ziet het denk ik dus ook niet als corrigeren maar meer als hem helpen te herinneren.