Ik herinner het me nog van het grote kind, die periodes waarin er gegroeid werd. Dat hij eerst een paar weken lang een bijna onverzadigbare honger had, dat hij dan een boller koppie kreeg, en dat hij vervolgens zomaar ineens een grotere kledingmaat nodig had. Van de ene op de andere dag. Of de periodes waarin hij eigenlijk alleen maar bij me op schoot wilde hangen, waarin hij schijnbaar uit het niets volkomen over zijn toeren kon raken. Dan wist ik: Ah! Er wordt weer een nieuw weggetje in zijn brein aangelegd. Hij heeft nu effe kortsluiting, en straks snapt hij ineens iets wat hij eerder niet snapte.
Weet je wat daarover in het opvoedstandaardwerk “Oei, ik groei” staat? Dat je kind hangerig, huilerig en humeurig is. Well, duh! Natuurlijk zoekt een kind steun bij zijn ouders als zijn lijf ineens anders voelt dan normaal, als er in zijn hoofd allemaal dingen gebeuren die hij niet kan omschrijven. Natuurlijk reageert je kind anders dan anders wanneer zijn perspectief op de wereld zomaar ineens verandert. Dat kan best beangstigend zijn. Op zijn minst moet het vreemd voelen. Een mens zou van minder uit zijn humeur raken. En dus probeer ik mijn kinderen lekker te laten hangen, huilen en chagrijnen in periodes van groei. Daar ben ik de volwassene voor, nietwaar?
De peuter ontwikkelt zich net als haar grote pleegbroer met horten en stoten. Ze zit op dit moment in een groeiperiode. En zij is een heftig kind, dus haar reactie is ook heftig. Ze kan hele dagen bij me op schoot hangen. ‘Mama, mag ik een liedje?’ En dan kijken we samen liedjes op mijn telefoon, en tekenfilmpjes, en ondertussen drinkt ze melk of water uit haar fles en ik geef haar een miljoen kusjes. Natuurlijk vind ik dat soms onhandig. Ik heb meer te doen dan een peuter knuffelen. Maar zij heeft wel de hele dag knuffels nodig, dus ik doe mijn best.
Gisteren waren we naar Artis: het grote kind, de peuter, de beste vriend van het grote kind, het zusje van de beste vriend en de vader van de beste vriend. En ik. En bij het aquarium zagen we dat de longvis was overleden. Tja. Die dingen gebeuren in de dierentuin. En mijn peuter is aan het groeien. Ik vermoed dat ze zich niet eens echt kan herinneren hoe de longvis eruit zag, maar ze heeft een kwartier op mijn schoot zitten huilen om de dode vis. ‘Ik wil naar de longvis!’ ‘Maar die is er niet meer, liefje. De longvis is nu dood.’ ‘Ik mis de longvis zo!’
En ja, ook die ongecontroleerde huilbuien zijn best een beetje onhandig. Maar als ze verdrietig is, dan is het niet mijn baan om voor haar te beslissen of dat wel of niet terecht is. Dan is het mijn baan om haar te troosten en te begeleiden. Over een maand is haar hoofd vast weer tot rust gekomen. En tegen die tijd woont er misschien ook weer een nieuwe longvis in het aquarium. En misschien kan mijn peuter over een maand tot tien tellen, of kent ze ineens alle kleuren, of kan ze eindelijk koffie zetten voor me. Dat zou wat zijn!
Een mooie om te onthouden vind ik altijd: mijn kind máákt het me niet moeilijk, mijn kind hééft het moeilijk.
Nee, opvoeden laat zich niet vangen in soundbites, maar het wel fijn dat dit zinnetje mijn hoofd inspringt als ‘ie niet te genieten is. Of, zoals vandaag, opgehaald moest worden uit school omdat ‘ie alleen nog maar kan huilen van de Sinterklaasstress. Met dat zinnetje in mijn achterhoofd wordt het een stuk makkelijker.
En inderdaad, volgende week kan ‘ie dan ineens alle letters.