De grotere nadruk op ‘werkjes’ op basisscholen is schadelijk, zegt een groeiende groep experts. ‘We ontnemen ze de kans zelf de wereld te ontdekken.’
Annemiek schreef dit artikel al een paar jaar terug voor de Amsterdamse krant Het Parool, helaas is het onderwerp actueler dan ooit.
Dit artikel stond eerder in Het Parool
Een groepje vijfjarigen zit in het lokaal met de gordijnen dicht, zodat ze zich beter kunnen concentreren. Ten minste één meisje is die ochtend met buikpijn opgestaan en wilde niet ontbijten. Weken heeft ze geoefend met oude toetsen, de meester heeft in het kringgesprek verteld over hoe ze de vragen het beste kunnen beantwoorden en vandaag – de grote dag – mogen het pauzehapje en de beker sap bij wijze van uitzondering op tafel staan tijdens het werken.
Na afloop haalt de meester alle ingevulde velletjes papier op. De oudergesprekken om de resultaten te bespreken staan al een paar weken met rode pen in zijn agenda genoteerd. Gekkenwerk? Toch ging het zo een paar weken geleden toe op een basisschool in het centrum van Amsterdam, want alle Amsterdamse kleuters zijn verplicht de zogeheten kleutertoets te maken. Sommige scholen nemen dat erg serieus. ‘Dat is niet zo gek’, zegt psycholoog Louise Berkhout, die onderzoek doet naar kleuteronderwijs. ‘Leerkrachten zijn erop gespitst dat hun leerlingen het goed doen en de kinderen staan dus steeds meer onder druk om meetbare resultaten te produceren.’
Juist in het vrije spel ontdekt een kind de wereld én zijn rol daarin, wat hij leuk vindt en waar hij goed in is, wat de grenzen van zijn lichaam en die van anderen zijn
Door de groeiende nadruk op cognitieve vaardigheden als rekenen, lezen en schrijven krijgen kleuters steeds minder tijd om te doen wat volgens veel deskundigen in deze levensfase eigenlijk veel belangrijker is: vrij spelen. Dat is wezenlijk anders dan ‘begeleid spel’, waarbij de leerkracht bepaald wat er gebeurt, hoe lang het spel duurt en wat de uitkomst zou moeten zijn. ‘Vrij spel, dat is spel dat plezier als enig doel heeft’, zegt psycholoog Ewald Vervaet, die met ongeveer 350 andere kritische experts deel uitmaakt van de Steungroep Kleuteronderwijs. Zij komen een paar keer per jaar samen, organiseren bijeenkomsten en publiceren rapporten en artikelen. ‘Juist in het vrije spel ontdekt een kind de wereld én zijn rol daarin, wat hij leuk vindt en waar hij goed in is, wat de grenzen van zijn lichaam en die van anderen zijn. Het is een miskenning te zeggen dat vrij spel nutteloos is.
Spelen is letterlijk verfrissend: kinderen laden zichzelf op, verwerken hun ervaringen ermee, kunnen hun emoties erin kwijt
Die mening deelt psycholoog Berkhout, die in 2012 aan de
Rijksuniversiteit Groningen promoveerde op onderzoek naar het belang van vrij spel. ‘Kinderen zouden elke dag ten minste een paar uur de kans moeten krijgen vrij te spelen. Er zijn sterke aanwijzingen dat er een verband is tussen de psychosociale gezondheid van kinderen en de mate waarin ze vrij kunnen spelen. Spelen is letterlijk verfrissend: kinderen laden zichzelf op, verwerken hun ervaringen ermee, kunnen hun emoties erin kwijt. Speelt een kind een boze juf, dan kan ze haar boze energie kwijt. Dat wordt door andere kinderen ook geaccepteerd, want het hoort bij de rol die ze op dat moment speelt. In zo’n rollenspel oefenen ze dus met sociaal gedrag. Wordt ze te streng, dan corrigerende kinderen dat door het te zeggen, of door een volgende keer niet meer te willen spelen.’
Vooral jongens komen tekort, stelt Berkhout. ‘Die hebben behoefte aan fysiek spel als rennen, klimmen en stoeien. Daar is niet alleen minder fysieke ruimte voor door te kleine schoolpleinen, maar dat typische jongetjesgedrag wordt ook minder geaccepteerd.’ Voor haar onderzoek observeerde Berkhout bijna vijftig kleuterklassen op twintig scholen. Volgens haar is vooral fantasiespel belangrijk voor de sociale ontwikkeling en om grote gebeurtenissen in het kleuterleven te verwerken. ‘Iedereen met kleine kinderen in zijn omgeving weet hoe dat werkt: zijn ze ziek geweest, dan spelen ze dagen dat hun pop ziek is. Is opa overleden, dan zie je dat terug in hun spel.’
Kijk wat kinderen doen, waar ze behoefte aan hebben, stimuleer ze. Geef ze de tijd en de ruimte om ideeën uit te spelen en oplossingen te verzinnen. Gun het ze de wereld te ontdekken.
‘We laten kinderen veel te weinig aanmodderen’, zegt pedagoog en schrijfster Annet Weterings, die ook trainingen over kunst- en cultuuronderwijs geeft op basisscholen. ‘Volwassenen moeten niet te veel sturen, verbieden en corrigeren. Dat vinden wij toch ook niets, als iemand constant zegt wat we wel en niet moeten doen? Observeer liever, met je handen op de rug, en kijk waar kinderen mee komen. Ze zullen je verrassen. Sommige kinderen hebben misschien wat meer tijd nodig, zeker als ze niet gewend zijn vrij te spelen, maar geen enkel kind blijft lang met zijn armen over elkaar in een hoek zitten. Als we alles blijven voorkauwen, worden ze slechts kopietjes van ons. Kijk wat kinderen doen, waar ze behoefte aan hebben, stimuleer ze. Geef ze de tijd en de ruimte om ideeën uit te spelen en oplossingen te verzinnen. Gun het ze de wereld te ontdekken.
We zouden wat meer vertrouwen in onze kinderen kunnen hebben
Over kleutertoetsen hebben psychologen Vervaet en Berkhout weinig goeds te zeggen. ‘We zijn met zijn allen gaan geloven dat die toetsen reële resultaten meten’, zegt Vervaet, ‘maar het enige wat we meten zijn de afwijkingen van het gemiddelde. Het is waanzin om een kind te toetsen op iets waar het nog helemaal niet aan toe is.’ Berkhout: ‘In Finland beginnen de kinderen pas na hun zesde met lezen, schrijven en rekenen en die kinderen doen het internationaal in alle opzichten het beste. We zouden wat meer vertrouwen in onze kinderen kunnen hebben. We denken dat we controle hebben over hoe kinderen zich ontwikkelen als we alles meten. Dat geldt ook voor ouders. Ze onderkennen het belang van spelen, maar tegelijkertijd willen ze ook concrete resultaten van school zien. En ze maken elkaar gek door hun kinderen op allerlei clubjes te doen, waardoor kinderen ook thuis niet aan vrij spelen toekomen.’
We hebben het wel gevraagd: wil je op een sport of op pianoles? Maar hij zei duidelijk: ik wil gewoon spelen.
Sommige ouders zijn zich wel bewust van het belang van ‘doelloos’ spelen. Anne Hofstede bijvoorbeeld, communicatieadviseur bij de gemeente. Ze schreef haar zesjarige ‘speelse’ zoon Flip bewust op geen enkele naschoolse activiteit in, zodat hij thuis meer tijd heeft om te doen waar hij zin in heeft. ‘Ik snap ook niet dat ze op school zo’n scherp onderscheid maken tussen werken en spelen, voor een kind zijn beide onderdeel van hetzelfde leerproces. Flip is net kleuter-af en in groep 3 is vrijwel geen ruimte meer om vrij te spelen, terwijl hij zelf aangeeft dat hij dat mist. Ik zie dat hij daardoor minder plezier heeft in school. We hebben het er met de juf over gehad, maar die zegt: ik kan die 33 kinderen niet allemaal hun gang laten gaan. Dat snap ik ook wel weer. Daarom maken wij na school tijd voor het gelanterfant van Flip, hij mag doen wat hij wil, hoeft nergens heen. We hebben het wel gevraagd: wil je op een sport of op pianoles? Maar hij zei duidelijk: ik wil gewoon spelen.’
Ben zelf lerares in het basisonderwijs en al jaren is het hele onderwijssysteem in Nederland volkomen doorgedraaid. Omdat ik R.T.’er ben en dus geen vaste klas heb, heb ik een vrij goed beeld van de kinderen die niet in het standaardmodel passen en dit standaardmodel is mij nu juist een gruwel. Het zijn allemaal opgelegde theorieën.
Omdat ik lesgeven heel erg fijn vind, ga ik door. Ik ken het onderwijssysteem in Noorwegen vrij goed en in het basisonderwijs gaan kinderen één dag naar buiten, spelen en biologie in de praktijk daar.
Ik weet best, dat daar veel meer natuur is dan bij ons, ook ongerepte natuur, maar wat opvalt is dat kinderen daar op het eind van de basisschool net zo ver zijn als de kinderen in Nederland, terwijl het hier een dramsysteem is en men ten onrechte denkt, dat door veel oefenen de cognitieve vakken wel beter zullen gaan. Kleuters van vier jaar onderwerpen aan een toets, vind ik
bespottelijk. Ook moeten leerkrachten bijv. het zelfbeeld van het kind beschrijven, terwijl ieder weldenkend mens weet, dat het kind dit overneemt van de volwassenen, wat die over hem/haar zeggen. Dit kan bij een kind van vier al een stevige vorm hebben aangenomen en is dus altijd gekleurd. Of Finland nu zo’n goede graadmeter is, is te betwijfelen: er zijn maar enkele vakken die onderzocht en vergeleken worden en niet het hele onderwijssysteem uitvoerig.
Juist vanwege de goede scholen die ik heb doorlopen, neem ik nooit zomaar iets voor zoete koek aan.
In Zweden begint men pas op zevenjarige leeftijd met leesonderwijs, dat sluit veel beter aan op de natuurlijke ontwikkeling van kinderen. In Nederland is men verplicht kinderen van vijf jaar al de letters aan te leren en zijn er hele grote verschillen in groep 2, kleuters, en groep 3, schoolkinderen met strakke leersystemen. En krijgen kinderen heel snel een stempel als ze in dit harnas niet of niet snel genoeg mee kunnen komen. Speciaal onderwijs ligt snel op de loer, omdat ook de klassen veel te groot zijn, maar spec. onderwijs heeft als groot nadeel dat kinderen
daardoor ten onrechte denken dat er een probleem is, of dat zij het probleem zijn, zelfs.
Vaak mankeert er niets aan deze kinderen, over aangetast zelfbeeld gesproken.
Het is al heel lang bekend, dat door spelen en bijv. muziekmaken de beide hersenhelften veel beter samenwerken en dat leerstof veel beter verwerkt wordt, maar daar hebben de beleidsbepalers van het huidige onderwijs weinig boodschap aan.
Ondanks vele onderwijshervormingen is het Ned. onderwijssysteem nog net zo dom en eenzijdig als vroeger. Verder maak ik nooit onderscheid tussen technisch en begrijpend lezen, want waar dient lezen anders voor, dan dat je begrijpt wat je leest?