Een kind de mond snoeren heeft niets met opvoeden te maken

Kinderen mogen niet krijsen op de camping, meent psycholoog Lester Hoekstra in Volkskrant. Die moet je de mond snoeren, desnoods met een tik. Gabriëlle schreef daar een reactie op.

Met verbazing heb ik het opiniestuk van Lester Hoekstra ‘Leer kinderen dat krijsen niet helpt’ gelezen. Niet dat dit soort stukjes uniek zijn – met de regelmaat van de klok verschijnt een expert of politicus ten tonele die meent dat ouders strenger moeten opvoeden. Jeugdcriminaliteit, verwende kinderen die geen ‘nee’ accepteren, gillende kleuters: als ouders maar beter/ strenger opvoeden, zou er geen vuiltje meer aan de lucht zijn.

Volgens Hoekstra moeten ouders het gekrijs van hun kind direct staken, desnoods met een corrigerende tik. Het kind moet volgens Hoekstra ‘alleen doen wat er van hem gevraagd wordt’.

Om zijn argumenten kracht bij te zetten, maakt Hoekstra gebruik van een drogreden: als je je kind niet direct en zonder omhaal de mond snoert, desnoods met harde hand, ben je een anti-autoritaire hippie die alles maar goed vindt. Dit is een valse tegenstelling en een stropop bovendien. Tussen alles maar goed vinden en autoritair goed gedrag afdwingen, ligt nog een hele wereld, die Hoekstra voor het gemak negeert.

 I say ‘jump’, you say ‘how high?’ is geen opvoeding; het is dresseren

Hoekstra lijkt een typische behaviorist met slechts oog voor het zichtbare gedrag, maar gretig uit de Skinnerbox graaien maakt hem nog geen expert op het gebied van de opvoedkunde. B.F. Skinner was de aartsvader van het behaviorisme, de gedragsmatige aanpak waarbij door middel van conditioneren gedrag gemanipuleerd werd. Alleen: Skinner voerde zijn experimenten uit op ratten, niet op kinderen, en dat maakt het alleen maar wranger.

Juist nieuwe inzichten en recent wetenschappelijk onderzoek op het gebied van straf geven, de time-out of de corrigerende tik, wijzen in tegengestelde richting. Kinderen leren door sensitief en met begrip behandeld te worden en blijken juist zeer weinig te leren van straf en corrigerende tikken. Die doen vaak meer schade dan goed, zoals ik al eerder heb betoogd.

Gretig uit de Skinnerbox graaien maakt je nog geen expert op het gebied van de opvoedkunde

Wanneer we het probleem van ‘verwende’ kinderen goed willen analyseren, moeten we kijken naar wat het echte pijnpunt is. In onze maatschappij is samenwerking en medeleven steeds minder vanzelfsprekend. Onze maatschappij is erg op zichzelf gericht, het nastreven van persoonlijk geluk is belangrijk. Kinderen groeien op in kleine kerngezinnen, in plaats van deel uit te maken van een bredere sociale groep.

De sociologe Sarah Blaffer Hrdy spreekt in haar boek ‘Een kind heeft vele moeders’ over het verdwijnen van dat sociaal gevoel en empathie in de samenleving:

“Als empathie en wederzijds begrip zich alleen onder bepaalde omstandigheden ontwikkelen, en als een steeds groter deel van de soort niet onder zulke omstandigheden opgroeit maar niettemin overleeft en zich voortplant, doet het er niet toe hoe waardevol de grondslagen voor samenwerking in het verleden ooit waren. Medeleven en emotionele betrokkenheid zullen dan net zo zeker verdwijnen als het gezichtsvermogen van grotvissen”.

Nu kun je van Hoekstra’s aanpak – als je kind niet doet wat je zegt, sla je het desnoods – van alles zeggen, maar met empathie en sociaal leren heeft het weinig van doen. I say ‘jump’, you say ‘how high?’ is geen opvoeden; het is dresseren. Kinderen ontwikkelen zich door duidelijke, maar sensitief gestelde grenzen, waarbij er voldoende begrip is voor het kind en de behoefte achter het gedrag. Kinderen hebben daarbij een beetje ruimte nodig om te kunnen oefenen met sociaal gedrag. Op die manier zullen ouders natuurlijk gezag hebben, waarbij het kind op basis van vertrouwen in plaats van angst, kan en wil leren.

Een kind de mond snoeren en afdwingen dat het blind moet gehoorzamen is een archaïsche kijk op kinderen die net zo goed in het verleden thuis hoort, als de door Hoekstra’s aangehaalde anti-autoritaire opvoeding.

Standaard afbeelding
Gabriëlle Jurriaans
Ooit ben ik begonnen als jeugdhulpverlener, maar heb me de laatste jaren helemaal op het schrijven gericht. Ik schreef eerder stukken over opvoeding voor onder andere NRC Next, De Groene, Vonk/ Volkskrant en voor verschillende tijdschriften en websites. Momenteel werk ik aan een boek en wil ik nieuwe projecten ontwikkelen, met name op het gebed van internetjournalistiek. Ik geniet erg van mijn twee 'knurften' waar ik elke dag van leer.
Artikelen: 58

4 reacties

  1. Klinkt goed, maar ik verbaas me er altijd over hoe dit type pedagogische artikelen blijft steken in abstracties. Ik vraag me altijd af wat de schrijfster doet als haar 4-jarige kleuter over een half uur op school moet zijn en voor de 4e ochtend op rij vertikt zijn/haar kleren aan te trekken en ontbijt op te eten. Het is mij in ieder geval (nog) niet helemaal duidelijk hoe ik op zo’n moment mijn (verder heel lieve) kleuter intrinsiek gemotiveerd krijg om mee te werken.

    • Je kunt een kind niet intrinsiek motiveren: ze zijn gemotiveerd of niet. Wat je wel kunt proberen is om in elk geval de echt noodzakelijke dingen te scheiden van de niet noodzakelijke dingen. Betrek je kind bij het probleem (en dan niet als je naar school moet, maar op een rustig moment van de dag), laat het meedenken, vraag en kijk of je erachter komt waar je kind van in de stijgbeugels gaat enz. Er zijn geen ‘quick fixes’ die voor elke situatie en voor elk kind gelden. Ook ouders leren elke dag bij, een relatie, ook die met je kind, is gewoon hard werken om elkaar te blijven begrijpen.

Geef een reactie

slot pro jepang